Lezen binnen leerroute 1,2,3
 
(Advertentie)
(Advertentie)

Bijzondere kenmerken van de methode Leespraat zijn:

  • betekenisvol lezen vanaf het begin  (lezen is begrijpend lezen)
  • eigen leefwereld staat centraal  (lezen gekoppeld aan beleven)
  • lezen om te leren praten  (stimuleren van het praten, zinslengte uitbreiden, uitspraak verbeteren)
  • beginnen met lezen op zeer jonge leeftijd  (tussen 2 en 4 jaar)
  • doorgaande lijn tijdens de schoolperiode, waarbij lezen en praten hand in hand blijven gaan
  • het visuele gaat vooraf aan het auditieve en ondersteunt de ontwikkeling daarvan
  • het leesproces verloopt van globaal naar analytisch
  • kinderen leren lezen zoals volwassenen lezen:
    • belangrijkste strategie: directe woordherkenning (‘straat’)
    • tweede strategie: woorddelen herkennen (str -aat)
    • derde, aanvullende strategie: deel van een onbekend woord verklanken (st – r – aat)
5 Fasen van leesontwikkeling in leespraat
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)

Globaal lezen versus Leespraat: de verschillen

Lang voordat Leespraat ontwikkeld werd, bestonden er diverse methodes om kinderen via globaal lezen in aanraking te brengen met geschreven taal. Globaalmethodes werden vooral gebruikt binnen het speciaal onderwijs, maar het idee van globaal lezen vond ook andere toepassingen, zoals in leesprogramma’s voor het zeer jonge kind. \

Nu de naam Leespraat steeds meer bekendheid geniet, vind ik het zinvol om mensen goed te informeren over een aantal belangrijke verschillen tussen een traditionele globaalmethode en Leespraat, om te voorkomen dat de twee benaderingen door elkaar worden gehaald. De verschillen worden in het schema in de afbeelding samengevat en in de tekst hieronder verder toegelicht.
Een globaalmethode wordt meestal voor één van de volgende twee doelen ingezet:

1 Voorbereidend lezen: Het bereidt kinderen voor op het lezen volgens de traditionele, auditief-analytische methode. Het vormt dus een voorstap voor het eigenlijke lezen en is geen complete methode naar zelfstandig leren lezen. In dit geval wordt vaak gestopt met globaal lezen zodra het kind de reguliere spellende methode gaat volgen. Globaalwoorden die in de voorschoolse periode zijn aangeleerd, worden niet meer systematisch herhaald en uitgebreid, en veel van de leeswoordenschat gaat daarom verloren. Als er nieuwe globaalwoorden worden aangeleerd, zijn dit voornamelijk methode-gebonden woorden die het kind vervolgens moet leren hakken en plakken.

2 Alternatief voor lezen: Het wordt ingezet voor kinderen die uitvallen op de reguliere methode, zodat de kinderen in ieder geval een basiswoordenschat kunnen lezen, om woorden die belangrijk zijn in hun leven direct te kunnen herkennen. Kinderen en jongeren leren met name signaalwoorden (wc, HEMA, uitgang) en woorden die hen helpen zelfstandig taken uit te voeren zoals boodschappen doen (shampoo, popcorn).

focus op lezen

In beide gevallen betreft het hier een methode die gericht is op het leren lezen. Het gaat erom dat het kind de woorden leert herkennen en kan lezen. Soms wordt in de beschrijving van een globaalmethode de term ‘leren lezen om te leren praten’ gehanteerd, maar bij nader inzien gaat het vooral om het lezen, en is het ‘beter leren praten’ een positief bij-effect van het lezen, maar niet een concreet programma-onderdeel. (Het omgekeerde komt overigens ook voor: Het lezen wordt in sommige benaderingen vooral als visuele ondersteuning van het praten gebruikt, maar het leren lezen zélf wordt daarbij niet echt getraind, omdat het praten de nadruk heeft.)

De manier waarop woorden worden gekozen en aangeboden, verschilt in meerdere opzichten van de Leespraat-aanpak. Ik noem hier vier opvallende kenmerken van globaalmethodes en geef aan hoe ze hierin verschillen van Leespraat.

kenmerk 1: zelfstandige naamwoorden en namen

Kenmerkend voor een globaalmethode is dat er relatief veel zelfstandige naamwoorden en namen in voorkomen, die meestal gekoppeld worden aan plaatjes of foto’s.
Dit in tegenstelling tot de globaalwoorden die bij Leespraat gekozen worden: Deze komen vanaf het begin uit álle belangrijke woordcategorieën, waaronder ook werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voorzetsels en groetwoorden. Soms worden afbeeldingen ingezet, maar dit is niet noodzakelijk en bij lang niet alle woorden mogelijk.

kenmerk 2: methode- of omgeving-gestuurd

Een ander kenmerk van globaalmethodes is dat de gekozen woorden meestal betrekking hebben op de setting waar het kind zich bevindt. Wanneer het naar groep 3 gaat of daar al in zit, worden de eerste korte woorden uit de spellende leesmethode als globaalwoord aangeleerd. In een andere setting, zoals in een klas binnen het speciaal onderwijs, worden globaalwoorden gekozen die met het thema op school te maken hebben. Wanneer het kind peuter of kleuter is, worden in de thuisomgeving vaak woorden gekozen waarvoor het kind belangstelling heeft, zoals favoriete dieren, familieleden en vertrouwde voorwerpen. Hoewel dit het dichtste bij de benadering van Leespraat komt, zien we bij de globaal-aanpak dat de keuze veelal valt op woorden waar plaatjes bij te vinden zijn en door de opvoeder uitgekozen worden (zie kenmerk 1).

Typerend voor Leespraat is dat alle woorden die aangeleerd worden direct verbonden zijn aan de eigen uitingen, de ervaring en de belangstelling van het kind. Leeswoorden worden gekozen in interactie met het kind en kunnen direct in de communicatie gebruikt worden. Het zijn meestal woorden die frequent voorkomen in de dagelijkse gesprekjes met het kind, waardoor ze ook op natuurlijke wijze vaak geoefend kunnen worden door de dag heen.

kenmerk 3: alleen losse woorden, geen zinnen of tekst

Nog een kenmerk is dat de woorden los van elkaar worden aangeleerd, als op zichzelf staande één-woord uitingen. Terwijl bij Leespraat vrijwel vanaf het begin met zinnetjes en stukjes tekst gewerkt wordt, houdt men in globaalmethodes vaak langdurig vast aan het inoefenen en herhalen van losse globaalwoorden.

kenmerk 4: globaal blijft globaal

Een groot verschil tussen Leespraat en globaal lezen is de manier waarop de term ‘visueel leren’ geïnterpreteerd wordt. Hoewel veel deskundigen het met elkaar eens zijn dat het visuele een goede ingang tot leren is voor kinderen met Downsyndroom, is het doel van bestaande globaalmethodes niet om het kind op een visuele manier tot zelfstandig lezen te brengen. De algemene overtuiging op dit moment is namelijk, dat een kind om tot echt lezen te komen eerst door een auditief-analytische fase, namelijk die van het spellend lezen (hakken en plakken), moet gaan.

In de huidige benaderingen kiest men daarom meestal óf voor visueel-globaal óf voor auditief-analytisch, waarbij het eerste doorgaans als voorportaal voor het laatste wordt gezien. De visuele strategie wordt in globaalmethodes vaak abrupt afgebroken, wanneer er op een analytische methode overgegaan wordt, waarbij ‘analytisch’ gelijkgesteld wordt aan ‘auditief analytisch’. Men kan zich veelal (nog) geen voorstelling maken van een derde weg: een doorgaande lijn van visueel-globaal naar visueel-analytisch.

Leespraat gaat verder op het visuele traject

Leespraat start met het aanleren van enkele globaalwoorden, maar de focus verschuift al snel (vanaf een leeswoordenschat van 30-50 woorden) naar het visueel herkennen van letters en wat later ook woorddelen. Daarmee kan Leespraat niet gerekend worden tot de globaalmethodes, waarin het herkennen van woorden als gehelen centraal blijft staan.

Waar een globaalmethode stopt, gaat Leespraat door met het visuele traject. Leespraat biedt een doorgaande visuele route. Het kind hoeft zijn of haar kennis van globaalwoorden niet los te laten, maar kan erop voortbouwen, door in kleine stappen meer analytisch naar de eigen leeswoordenschat te leren ‘kijken’. Het hoeft geen auditieve vaardigheden te hebben als voorwaarde om te gaan lezen, spellend lezen komt niet voor bij Leespraat. Met name via de fase van het oefenen met woorddelen, ontwikkelt het kind zich geleidelijk tot een zelfstandig lezer, die ook nieuwe woorden zelf kan lezen. Het vlot herkennen van een groot aantal letterclusters en -patronen is in feite de manier waarop iedere gevorderde lezer nieuwe woorden leest.

vreemde eend is moeilijk te plaatsen

Vanaf 2005 is Leespraat onderdeel gaan uitmaken van het aanbod op de ‘leesmarkt’ voor kinderen met Downsyndroom. Leespraat is een vreemde eend in de bijt, omdat het wel met globaalwoorden start, maar geen globaalmethode is. Het is ook niet primair een leesmethode. Omdat de invalshoek en aanpak van Leespraat buiten de bestaande kaders vallen, is het moeilijk Leespraat te plaatsen. Om de methode toch in te delen, kiest men er vaak voor Leespraat als globaalmethode te bestempelen. Het nadeel dat hieraan kleeft, wordt al snel duidelijk wanneer we naar de praktijk van Leespraat gaan kijken. Zodra Leespraat als globaalmethode wordt beschouwd, heeft dit direct tot gevolg dat men de traditionele globaalwoord-aanpak, die al vertrouwd is, nieuw leven in gaat blazen, maar daaraan nu de naam ‘Leespraat’ geeft. Het woord ‘Leespraat’ wordt daarom soms ten onrechte gebruikt.

communicatiemiddel

Laatst vroeg iemand mij hoe je nou in het kort aan iemand kan uitleggen wat Leespraat is. Ik gebruik dan zelf graag de term ‘communicatiemiddel’. Het woord ‘communicatiemiddel’ op zich kunnen mensen goed begrijpen. Een bekend voorbeeld is gebarentaal. Als een kind slechthorend is, gebruik je gebaren en communiceer je door de dag heen, niet alleen op therapie-uurtjes, met gebaren. Op dezelfde manier kun je het lezen en schrijven inzetten als communicatiemiddel door de dag heen. Toch blijkt de term ‘communicatiemiddel’ als het om lezen gaat niet duidelijk. Mensen kunnen zich daar niet echt iets bij voorstellen, wederom omdat het niet een vertrouwde manier van communiceren is. En ook omdat lezen zo sterk geassocieerd wordt met een bepaalde leestechniek, die je op school leert.

‘lees-praat’

Het woord ‘Leespraat’ zelf geeft natuurlijk ook al heel duidelijk aan dat het praten 50% van de methode uitmaakt. Het lezen wordt niet alleen als ondersteuning en ontwikkeling van het praten en communiceren gebruikt, maar het communiceren wordt ook als ingang voor het lezen gebruikt. Lezen en praten krijgen evenveel aandacht, worden beide systematisch ontwikkeld, en staan nooit los van elkaar.

nog een keer: visueel-analytisch

Net als de term ‘communicatiemiddel’ roept het begrip ‘visueel-analytisch’ bij veel mensen verwarring op als het om leren lezen gaat. Dit komt omdat het een nieuwe visie is, die niet vertrouwd is en niet in bestaande kaders ingedeeld kan worden. Naarmate meer kinderen met succes tot lezen komen via deze route, zal het begrip ‘visueel-analytisch’ meer betekenis krijgen voor mensen en meer op waarde geschat worden.

holistisch: lezen voor je leven

Het ‘praat’ deel van de term ‘Lees-praat’ geeft ook nog op een andere manier een belangrijke hint over deze aanpak. Je praat namelijk door de dag heen en door de jaren heen over alles wat belangrijk is voor het leven van het kind. En dat schrijf je op, op vele manieren en in vele vormen. In die zin biedt Leespraat een holistische aanpak: Leespraat is ‘lezen voor je leven’.

Die visie wordt uitgedrukt in de bloem van Leespraat. Als je met deze methode werkt, dan switch je voortdurend tussen allerlei aspecten die in het leven van jouw kind of leerling belangrijk zijn. Je werkt aan uitbreiding van de woordenschat en kennis van de wereld. Je werkt ook aan de ontwikkeling van sociaal gedrag en communicatie. Je bereidt het kind voor op het zelfstandig uitvoeren van taken. Je bent voortdurend bezig het kind te helpen beter te leren praten en zichzelf duidelijk te maken. En al die aspecten zijn verweven met elkaar.

‘alles-in-één’ helpt het kind generaliseren Juist door deze alles-in-één aanpak kun je het kind op de meest betekenisvolle en effectieve manier helpen in zijn of haar ontwikkeling. Het in vakjes delen van verschillende ontwikkelingsgebieden is bij kinderen met Downsyndroom niet zinvol, omdat zij niet goed kunnen generaliseren: Wat zij op één plaats leren, kunnen zij niet spontaan in andere situaties toepassen. En dit geldt ook voor andere kinderen met een verstandelijke beperking. Daarom is een integrale aanpak noodzakelijk.

Het hap snap oefenen van verschillende dingen in verschillende settings is verwarrend voor een kind en beklijft meestal niet. Vaak leidt het tot kenniseilandjes: het kind laat in de ene setting andere dingen zien dan in de andere en verbindt zijn of haar leerervaringen niet.

gevarieerd herhalen leidt tot echt leren

Een andere reden om buiten de bestaande vakjes en kaders te denken voor deze kinderen, is dat een kind met Downsyndroom doorgaans veel meer herhaling nodig heeft, en met name ‘gevarieerde’ herhaling, om zich nieuwe dingen echt eigen te maken. Leespraat is geen vastomlijnde methode waar je op vaste tijden les in geeft. Het is een communicatiemiddel dat je door de dag heen inzet en dat veel verschillende vormen aan kan nemen.

Hierdoor kan Leespraat het verbindende element vormen tussen alle ervaringen die het kind opdoet. Op school, thuis, tijdens clubjes, bij de logopedie, op vakantie, en ga zo maar door. Wanneer het lezen door alle activiteiten heen gebruikt wordt, ontstaat de benodigde gevarieerde herhaling en generalisatie vanzelf. Het kind krijgt zo alle tijd en gelegenheid om alles wat het leert te verwerken, onthouden en zelf toe te passen.

Leespraat is inmiddels razend populair in Nederland en België. Veel mensen hebben de workshop gevolgd, nog veel meer mensen hebben er via via van gehoord. Ik hoop door dit en andere artikelen op deze pagina iedereen die met Leespraat bezig is de informatie te geven die je echt op weg helpt om Leespraat met succes toe te passen. Zodat alle kinderen die met Leespraat begeleid worden, zich op hun eigen manier volop kunnen ontwikkelen tot lezers en praters. Want daar doen wij het allemaal voor!

door Hedianne Bosch

 

(Advertentie)