Lezen binnen leerroute 1,2,3
 
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)
Onder de plu van Lichtenbeek -de woordparaplu

Het belang van woordenschat

Een voldoende woordenschatbeheersing is cruciaal voor taalvaardigheid. Het begrip van die woorden om het leesplezier te vergroten en te zorgen dat dit ook bij andere vak-en vormingsgebieden wordt ingezet. Wanneer een kind een woord niet begrijpt zal het denken 'laat maar'. Wanneer dit vaker gebeurd zal het niet snappen waarom (picto)lezen zo leuk is!
Je hebt immers ook woorden nodig, en kennis over hun betekenis en gebruik om je gedachten en ideeën over te kunnen brengen, en dit zowel mondeling als schriftelijk. Ook voor het begrijpen van geschreven en gesproken taal is woordenschat belangrijk; zo is woordenschat de belangrijkste factor voor tekstbegrip, dat blijkt telkens weer uit onderzoek (o.a. Snow 2006, Hacquebord e.a. 2004).

De woordenschat van een kind zijn alle woorden die het kind actief en passief kent en die hij nodig heeft om effectief met zijn omgeving te kunnen communiceren. Daarmee is ook meteen het belang van een goede woordenschat aangegeven. Het heeft te maken met alle aspecten van taal; spreken, luisteren, schrijven en lezen.

Een Nederlandstalig kind (zonder beperking) beschikt op vierjarige leeftijd over ongeveer 3200 woorden. Het gaat hier om woorden die hij passief herkent. Hij kan ze niet allemaal zelf actief in zijn taalgebruik toepassen. Tot en met het achtste jaar neemt de woordenschat met ongeveer 600 woorden per jaar toe; vanaf het 9e tot 12e jaar komen daar tussen de 1700 en 3000 woorden per jaar bij, zodat een kind op 12 jarige leeftijd beschikt over ongeveer 17000 woorden.

Als het gaat om de woordenschatontwikkeling van een kind ligt er natuurlijk ook een taak bij de school. Het is belangrijk dat de school systematisch woorden aan het kind aanleert en deze vooral regelmatig laat terugkomen, zodat kinderen ook de kans krijgen om ze echt onderdeel van hun woordenschat te laten worden. (Drs. Piers van der Sluis Taal- leesspecialist bij Cedin)

 Een belangrijke oorzaak van taalachterstand bij kinderen is een te beperkte Nederlandse woordenschat. Vaak is dit te wijten aan het feit dat kinderen een andere moedertaal hebben of dat ze uit een taalarm thuismilieu komen. Door hun kleinere woordenschat hebben deze kinderen op school meer moeite met de hogere eisen die daar aan taalvaardigheid gesteld worden.

Bij kinderen binnen het ZML zie je dat regelmatig woorden verloren gaan of dat ze zo een lange verwerkingstijd nodig hebben en de gesprekken om hen heen zo snel gaan dat ze nauwelijks nieuwe woorden oppikken.

Een ander probleem is dat hun ontwikkelingsleeftijd niet overeenkomt met de kalenderleeftijd. Ze leren het liefst woorden uit de beleving van hun kalenderleeftijd, terwijl de methodes/woordkaarten (voor zover die er zijn) woorden bevatten die ze allang niet meer interessant vinden (of nóg niet interessant vinden).

We hebben daarom een woordenschat lijn bedacht door de hele school heen.

De pilot wordt gedraaid in de paarse stroom met 3 leerlingen van diverse leeftijden leerroute 2/3

Na de pilot zal de lijn doorgezet worden naar de andere leerroutes waarbij de woordenschat kaarten aangepast worden aan de desbetreffende niveaus.
We hopen hiermee niet alleen de woordenschat te vergroten maar ook de betrokkenheid en nieuwsgierigheid van kinderen en collega’s m.b.t. andere leerroutes, te stimuleren.

 Hoe gaat het in zijn werk?

Leesgroep woordenschat:

Uitgaande van, voorlopig 3 leesmomenten per week en groepsoverstijgend werken, zal;

Moment 1        -          

  •  Een prentenboek lezen m.b.t. het thema

  •       De echte paraplu openen waardoor de kaartjes zichtbaar worden ( in geel/oranje concrete voorwerpen!)

  •       De kaartjes (SFW)/voorwerpen benoemen

  •       Paraplu weer dicht

    Moment 2        -           Kaarten/voorwerpen van de echte paraplu nogmaals benoemen en er afhalen

  •       Materialen uit de themabak bij de juiste picto leggen

  •       Boekje herhalen

    Moment 3        -           Picto’s opnieuw benoemen

  •       Werkblad woordparaplu picto’s met thema-foto’s (niet de picto’s) eronder

    Hangen

     

    De week erop volgende; hetzelfde thema, met andere kaartjes (woorden) m.b.t. het thema op dezelfde manier aanbieden.

     

    Bewust is gekozen de picto’s eerst te gebruiken/benoemen omdat die in de klassen gebruikt worden. Laatste stap is de foto’s.

     

    In de klas komt een grote kartonnen paraplu te hangen waar de SWF picto’s aanhangen. Deze blijft een week hangen.

     

    Elk thema kent twee weken. Een reeks van picto’s de 1e week, een reeks andere picto’s, de 2e week (oplopend in moeilijkheidsgraad.

 

Wie weet.......

 

 

 

Schoolbreed woordenschat

 

 

 

De schoolbrede thema’s worden zoveel mogelijk aangehouden. Deze thema’s worden bepaald door een afvaardiging uit de stromen/leerroutes en de schoollopedisten.

 

 

 

In de diverse gangen bij de stromen/leerroutes rood, blauw, oranje, geel, groen en paars (leerroute 1 t/m 6) worden de paraplu’s zichtbaar/centraal opgehangen. (1 paraplu per stroom)

 

De opbouw van themawoorden/kaartjes is van zeer eenvoudig naar moeilijk en uitdagend/de nieuwsgierigheid prikkelend.

 

Vb. thema toilet

 

– oranje/geel/kleuters handen wassen, luier, wc-pot doortrekken
- paars/groen papieren handdoekjes, wc rol, wc papier, jongens/meisjes wc

 

-rood/blauw hygiene, water gebruik, riolering, toiletreiniger

 

 

 

Als kinderen nu door de gangen lopen herkennen ze de paraplu’s en raken nieuwsgierig maar vooral betrokken bij de woorden van andere stromen.

 

De gezamenlijkheid rond een thema is ook zichtbaarder.

 

 

 

 

(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)